You searched for +publisher:"Universiteit Utrecht" +contributor:("van den Hout, M.")
.
Showing records 1 – 11 of
11 total matches.
No search limiters apply to these results.
1.
Mors, L.M. ter.
Meten van behandelresultaat bij angststoornissen binnen ROM: specifieke vs. generieke maten.
Degree: 2015, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316156
► Routine Outcome Measurement (ROM) wordt veel gebruikt om behandelvooruitgang te meten. In dit onderzoek is onderzocht of generieke of specifieke ROM-instrumenten sensitiever zijn voor het…
(more)
▼ Routine Outcome Measurement (ROM) wordt veel gebruikt om behandelvooruitgang te meten. In dit onderzoek is onderzocht of generieke of specifieke ROM-instrumenten sensitiever zijn voor het meten
van behandelvooruitgang bij angstpatiënten. Verwacht werd dat specifieke maten sensitiever zouden zijn voor het meten
van behandelvooruitgang. De data, verschaft door het Academisch Angstcentrum Altrecht (AAA), bestond uit ingevulde vragenlijsten
van 97 vrouwen en 63 mannen. In dit onderzoek zijn patiënten met OCS, PTSS, GAS en PS (met en zonder agorafobie) geïncludeerd. De algemene OQ-45 bleek minder sensitief voor het meten
van behandelvooruitgang dan de specifieke vragenlijsten. Dit patroon was in alle groepen te zien. Echter, vanwege lage power in de andere groepen was het verschil alleen significant bij de grootste patiëntengroep (patiënten met paniekstoornis). Bij ROM wordt aanbevolen geen gebruik te maken
van meetinstrumenten die zich grotendeels richten op het algemeen functioneren als men onderzoekt of symptomen
van een specifieke stoornis verminderen.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: ROM; specifiek; generiek; behandelvooruitgang
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Mors, L. M. t. (2015). Meten van behandelresultaat bij angststoornissen binnen ROM: specifieke vs. generieke maten. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316156
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Mors, L M ter. “Meten van behandelresultaat bij angststoornissen binnen ROM: specifieke vs. generieke maten.” 2015. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316156.
MLA Handbook (7th Edition):
Mors, L M ter. “Meten van behandelresultaat bij angststoornissen binnen ROM: specifieke vs. generieke maten.” 2015. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Mors LMt. Meten van behandelresultaat bij angststoornissen binnen ROM: specifieke vs. generieke maten. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2015. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316156.
Council of Science Editors:
Mors LMt. Meten van behandelresultaat bij angststoornissen binnen ROM: specifieke vs. generieke maten. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2015. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316156
2.
Farmer, K.J.
Comorbiditeit reden voor drop-out?.
Degree: 2014, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/298587
► In een Nederlands onderzoek van Rijkeboer, van den Hout, Kamps, Dijkstra & Cath (2013) is gekeken of cultuur sensitieve zorg noodzakelijk is door naar de…
(more)
▼ In een Nederlands onderzoek
van Rijkeboer,
van den Hout, Kamps, Dijkstra & Cath (2013) is gekeken of cultuur sensitieve zorg noodzakelijk is door naar de effecten
van cognitieve gedragstherapie bij angstpatiënten met verschillende culturele achtergronden te kijken en deze resultaten te vergelijken met autochtone angstpatiënten. Uit dit onderzoek bleek dat beide groepen die de behandeling hebben voltooid aanzienlijk en gelijkwaardig verbeterden. Opvallend was echter dat de drop-out bij de allochtone groep hoger lag dan de bij autochtone groep, namelijk 40,5% versus 22,4%. Een hypothese is dat deze hogere drop-out bij de migrantengroep te maken heeft met een hogere comorbiditeit. In dit onderzoek is daarom gekeken naar het verband tussen comorbiditeit en de hoge mate
van drop-out onder allochtone angstpatiënten. Dit kwantitatieve onderzoek is uitgevoerd met behulp
van de data uit het onderzoek
van Rijkeboer, et al. (2013). Uit de resultaten bleek echter dat er geen significant verschil is in comorbiditeit tussen de autochtone groep en de allochtone groep. In beide groepen komt comorbiditeit vaak voor.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: Comorbiditeit; drop-out; migrantenzorg
…Utrecht: Universiteit Utrecht
Roy-Byrne, P.P., Stang, P., Wittchen, H-U., Üstün, B., Walters, E…
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Farmer, K. J. (2014). Comorbiditeit reden voor drop-out?. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/298587
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Farmer, K J. “Comorbiditeit reden voor drop-out?.” 2014. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/298587.
MLA Handbook (7th Edition):
Farmer, K J. “Comorbiditeit reden voor drop-out?.” 2014. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Farmer KJ. Comorbiditeit reden voor drop-out?. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2014. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/298587.
Council of Science Editors:
Farmer KJ. Comorbiditeit reden voor drop-out?. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2014. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/298587
3.
Pauwels, M.
Initiële stijging in geheugenzekerheid bij OCS: De mogelijke katalysator achter de instandhouding van checkgedrag.
Degree: 2014, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/289253
► Dit onderzoek deed een poging een verklaring te vinden voor de ogenschijnlijke discrepantie tussen de negatieve effecten van perseveratie (verhoogde geheugenonzekerheid) en de volharding van…
(more)
▼ Dit onderzoek deed een poging een verklaring te vinden voor de ogenschijnlijke discrepantie tussen de negatieve effecten
van perseveratie (verhoogde geheugenonzekerheid) en de volharding
van OC patiënten in hun check gedrag. Hierbij werd verwacht dat patiënten met OCS bij het initiëren
van het checkgedrag al onzekerder zijn over hun geheugen dan mensen zonder OCS. Tijdens de eerste of tweede check zouden zij zodoende nog kunnen stijgen in geheugenzekerheid, in tegenstelling tot mensen zonder OCS die dan al een plafond hebben bereikt qua geheugenzekerheid en niet meer zekerder kunnen worden door middel
van checkgedrag. Deze initiële stijging in geheugenzekerheid bij patiënten met OCS zou mogelijk de bekrachtiger kunnen zijn die ervoor zorgt dat het checkgedrag gehandhaafd blijft. Daarnaast werd verwacht dat beide groepen na 12 checks een parallelle daling zouden laten zien. Om deze hypothesen te testen werden middels de OCI-R uit een steekproef
van 300 studenten
van de
Universiteit Utrecht, 32 participanten geselecteerd en onderverdeeld in een OC+ groep (N = 14) en een OC- groep. (N = 18). Tijdens de experimentele fase werd gebruik gemaakt
van de virtuele gasfornuizen checking taak en werd bij beide groepen gevraagd naar geheugenzekerheid tijdens een pre-test en de 1e, 2e en 12e check. Bij de OC + groep was sprake was een hogere initiële geheugenonzekerheid dan bij de OC- groep. Daarnaast werd het cruciale interactie-effect gevonden waarbij de OC+ groep na de eerste check wel steeg in zekerheid en de OC- groep niet. In plaats
van een parallelle daling in geheugenzekerheid na de dertiende check werd een interactie-effect gevonden waarbij de OC+ groep harder daalde in geheugenzekerheid dan de OC-groep. Dit resultaat kan een gevolg zijn
van toeval maar het is ook mogelijk dat er een versterkt effect
van perseveratie ten aanzien
van geheugenzekerheid bij patiënten met OCD bestaat. De resultaten
van deze studie zijn een eerste aanwijzing voor de initiële stijging in geheugenzekerheid als katalysator
van checkgedrag. Tenslotte worden de tekortkomingen
van het huidige onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek en behandeling genoemd
Advisors/Committee Members: van den Hout, M.
Subjects/Keywords: OCD
…SD =
3.466 ) in de leeftijdscategorie tussen 19 en 37 van de Universiteit Utrecht… …van 300 studenten van de Universiteit Utrecht is een groep hoogscoorders (OC+)
en…
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Pauwels, M. (2014). Initiële stijging in geheugenzekerheid bij OCS: De mogelijke katalysator achter de instandhouding van checkgedrag. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/289253
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Pauwels, M. “Initiële stijging in geheugenzekerheid bij OCS: De mogelijke katalysator achter de instandhouding van checkgedrag.” 2014. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/289253.
MLA Handbook (7th Edition):
Pauwels, M. “Initiële stijging in geheugenzekerheid bij OCS: De mogelijke katalysator achter de instandhouding van checkgedrag.” 2014. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Pauwels M. Initiële stijging in geheugenzekerheid bij OCS: De mogelijke katalysator achter de instandhouding van checkgedrag. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2014. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/289253.
Council of Science Editors:
Pauwels M. Initiële stijging in geheugenzekerheid bij OCS: De mogelijke katalysator achter de instandhouding van checkgedrag. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2014. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/289253

Universiteit Utrecht
4.
Rijken, T.A.
De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie.
Degree: 2012, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236650
► De eye movement desensitization and reprocessing (EMDR) interventie wordt veelvoudig gebruikt in de gezondheidszorg en is een van de meest onderzochte interventies voor posttraumatische stress-stoornis.…
(more)
▼ De eye movement desensitization and reprocessing (EMDR) interventie wordt veelvoudig gebruikt in de gezondheidszorg en is een
van de meest onderzochte interventies voor posttraumatische stress-stoornis. De populariteit
van deze interventie kan mede worden toegeschreven aan de aangetoonde werkzaamheid
van EMDR voor het verminderen
van traumasymptomen.
EMDR is een behandeling die bedoeld is om de helderheid en aversiviteit
van traumaherinneringen te verminderen. Tijdens de interventie staat het ophalen
van traumatische herinneringen en tegelijkertijd het maken
van oogbewegingen centraal. De laatste jaren zijn labstudies toegepast om te achterhalen hoe EMDR precies werkt. Uit deze studies blijkt dat de belasting
van het werkgeheugen door een duale taak een belangrijk component
van EMDR is. Het werkgeheugen heeft namelijk een beperkte capaciteit. Dit zorgt ervoor dat er minder capaciteit beschikbaar is voor de traumatische herinnering wanneer deze tijdens de behandeling wordt belast met een taak (bv. oogbewegingen). De werkgeheugentheorie is bruikbaar, maar er is wellicht een simpelere verklaring voor de werkzaamheid
van EMDR: afleiding. Het is praktisch te weten hoe EMDR werkt zodat er meer duidelijkheid ontstaat over hoe EMDR precies moet worden toegepast. Daarnaast is het begrip
van de werking
van EMDR belangrijk voor het vaststellen
van eventuele bruikbaarheid bij meerdere stoornissen.
Het doel
van huidig experiment is het kritisch onderzoeken of er een verschil is tussen het ophalen
van een negatieve herinnering met een visuele afleidingstaak en het ophalen
van een negatieve herinnering met het maken
van oogbewegingen op de mate
van levendigheid en emotionaliteit. Daarnaast dient het onderzoek als replicatie
van Kavanagh et al. (2001) die hetzelfde beoogde te onderzoeken, maar geen rekening hield met de cognitieve belasting
van de taken.
Uit de resultaten
van het huidige onderzoek blijkt dat de oogbewegingstaak en de visuele afleidingstaak verschillen in de mate
van vertraging op de reactietijdtaak. De oogbewegingen leiden tot een grotere vertraging. Desondanks laten de resultaten
van het experiment zien dat tijdens het toepassen
van de interventies de visuele ruis tot grotere reductie
van zowel levendigheid als emotionaliteit leidt in vergelijking met de oogbewegingen en het niets doen. Oogbewegingen laten intermediaire resultaten zien.
Het lijkt er op dat de resultaten in strijd zijn met de gangbare werkgeheugentheorie en de ‘afleidingstheorie’ ondersteunen als verklaring voor de werkzaamheid
van EMDR. Het is wellicht afleiding dat voldoende zou kunnen zijn om de werkzaamheid
van EMDR te bewerkstelligen. Meer onderzoek is nodig om deze resultaten te ondersteunen.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: Sociale Wetenschappen; EMDR; werkgeheugentheorie; afleidingstheorie
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Rijken, T. A. (2012). De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236650
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Rijken, T A. “De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie.” 2012. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236650.
MLA Handbook (7th Edition):
Rijken, T A. “De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie.” 2012. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Rijken TA. De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2012. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236650.
Council of Science Editors:
Rijken TA. De werkzaamheid van eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): ondersteuning voor een afleidingstheorie. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2012. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236650

Universiteit Utrecht
5.
Bok, D. de.
Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories.
Degree: 2011, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/200589
► Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is a psychological intervention for the treatment of posttraumatic stress disorder (PTSD). Currently, the working memory account gives the…
(more)
▼ Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is a psychological intervention for the treatment of posttraumatic stress disorder (PTSD). Currently, the working memory account gives the best explanation for the functionality of EMDR. This account states that conducting a dual task, mostly horizontal eye movements, while retrieving a traumatic memory will make this memory less emotional, vivid and complete. It was hypothesized that the fading in and/or fading out of traumatic images are in itself causally contributing to the reduced emotionality, vividness and completeness of the recalled memories. This experimental study (N=27) examined the fading in (the image starts vague and gets more clear) and fading out (the image starts clear and gets more vague) of traumatic images as an underlying mechanism of the working memory account. By using a within-subject design, participants engaged in three conditions (fading in, fading out and control) in which they had to rate their memories on emotionality, vividness and completeness. A detail recall test was also conducted for all conditions. No significant differences were found between the three conditions on emotionality, vividness and completeness. However, a trend was found indicating that fewer details were recalled in the fading out condition. Based on these results, the hypothesis that fading in or fading out will result in diminishing emotionality, vividness and completeness was not confirmed. Shortcomings of the experiment and implications for future research are addressed.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: Sociale Wetenschappen; EMDR; working memory account; fading in; fading out; traumatic image
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Bok, D. d. (2011). Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/200589
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Bok, D de. “Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories.” 2011. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/200589.
MLA Handbook (7th Edition):
Bok, D de. “Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories.” 2011. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Bok Dd. Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2011. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/200589.
Council of Science Editors:
Bok Dd. Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2011. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/200589

Universiteit Utrecht
6.
Beetsma, D.J.V.
Executing motor tics in response to experimentally generated urges reduces subjective inconvenience but potentiates their physiological impact.
Degree: 2012, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236418
► OCD patients attempt to alleviate uncertainty (is the door closed) by perseveration, such as extensive checking rituals, with counterproductive, paradoxical results: feelings of uncertainty usually…
(more)
▼ OCD patients attempt to alleviate uncertainty (is the door closed) by perseveration, such as extensive checking rituals, with counterproductive, paradoxical results: feelings of uncertainty usually increase. In a similar vein, Tourette Syndrome patients respond to premonitory urges with tics, and claim that these urges are relieved by executing the tic. Analogue to findings in OCD, it was hypothesized whether similar paradoxical effects occur in TS. In healthy participants, it was investigated whether deliberately executing a motor tic in response to experimentally induced sensations in the same region sensitizes to these sensations, both subjectively as well as physiologically. Against hypothesis, findings suggest that tics are rewarded as they subjectively reduce the subjective annoyance of future urges as well as the tendency to respond to them. However, physiological measures indicate that executing tics ultimately results in increased physiological activity in the tic region compared to a control condition, possibly representing a sensitisation to the stimuli, or a failure to habituate to future urges.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: Sociale Wetenschappen; Tourette's syndrome, tics, Obsessive-compulsive disorder
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Beetsma, D. J. V. (2012). Executing motor tics in response to experimentally generated urges reduces subjective inconvenience but potentiates their physiological impact. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236418
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Beetsma, D J V. “Executing motor tics in response to experimentally generated urges reduces subjective inconvenience but potentiates their physiological impact.” 2012. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236418.
MLA Handbook (7th Edition):
Beetsma, D J V. “Executing motor tics in response to experimentally generated urges reduces subjective inconvenience but potentiates their physiological impact.” 2012. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Beetsma DJV. Executing motor tics in response to experimentally generated urges reduces subjective inconvenience but potentiates their physiological impact. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2012. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236418.
Council of Science Editors:
Beetsma DJV. Executing motor tics in response to experimentally generated urges reduces subjective inconvenience but potentiates their physiological impact. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2012. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/236418

Universiteit Utrecht
7.
Daalen, M. van.
Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories.
Degree: 2010, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/45361
► Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is a psychological intervention for the treatment of posttraumatic stress disorder (PTSD). Currently, the working memory account gives the…
(more)
▼ Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is a psychological intervention for the treatment of posttraumatic stress disorder (PTSD). Currently, the working memory account gives the best explanation for the functionality of EMDR. This account states that conducting a dual task, mostly horizontal eye movements, while retrieving a traumatic memory will make this memory less emotional, vivid and complete. It was hypothesized that the fading in and/or fading out of traumatic images are in itself causally contributing to the reduced emotionality, vividness and completeness of the recalled memories. This experimental study (N=27) examined the fading in (the image starts vague and gets more clear) and fading out (the image starts clear and gets more vague) of traumatic images as an underlying mechanism of the working memory account. By using a within-subject design, participants engaged in three conditions (fading in, fading out and control) in which they had to rate their memories on emotionality, vividness and completeness. A detail recall test was also conducted for all conditions. No significant differences were found between the three conditions on emotionality, vividness and completeness. However, a trend was found indicating that fewer details were recalled in the fading out condition. Based on these results, the hypothesis that fading in or fading out will result in diminishing emotionality, vividness and completeness was not confirmed. Shortcomings of the experiment and implications for future research are addressed.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M.
Subjects/Keywords: Sociale Wetenschappen; EMDR; working memory account; fading in; fading out; traumatic image
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Daalen, M. v. (2010). Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/45361
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Daalen, M van. “Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories.” 2010. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/45361.
MLA Handbook (7th Edition):
Daalen, M van. “Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories.” 2010. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Daalen Mv. Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2010. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/45361.
Council of Science Editors:
Daalen Mv. Exploring the mechanism underlying the working memory account of EMDR: The effect of fading in and fading out of negative and arousing images on emotionality, vividness, completeness and detail recall of traumatic memories. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2010. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/45361

Universiteit Utrecht
8.
Kranenburg, J.J.R.
Van incompleet gevoel naar incompleet geheugen
Obsessieve-compulsieve stoornis: invloed van checkgedrag op het geheugen bij Not Just Right Experiences.
Degree: 2016, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/337703
► An important symptom of Obsessive compulsive disorder (OCD) is compulsive checking in order to prevent a negative event or situation or preventing or reducing distress…
(more)
▼ An important symptom of Obsessive compulsive disorder (OCD) is compulsive checking in order to prevent a negative event or situation or preventing or reducing distress (American Psychiatric Association, 2000). Research showed that the repeated checking actually causes memory distrust and therefore it is counterproductive to obtain the feeling of certainty they wish to achieve by checking (
van den Hout & Kindt, 2003b). Checking can be motivated by either harm avoidance or an impulse. When the compulsive behavior is motivated by harm avoidance, a negative consequence is feared and repeated checking is meant to prevent this. If the motivation is an impulse, it can be described as a feeling of incompleteness, which can lead to distress (Pietrefesa & Coles, 2008). This feeling of incompleteness is also called a Not Just Right Experience (NJRE), because the urge to check comes from the need for experiences to feel ‘just right’ (Summerfeldt, Kloosterman, Parker, Antony & Swinson, 2001).
Since it has been found that repeated checking causes more uncertainty and memory distrust, the current study aims to find out if the same effect occurs with NJRE’s. It was hypothesized that when the meta-memory deteriorates, the NJRE’s will increase. Meta-memory was operationalized in confidence, vividness and detail, using the same computer task as
Van den Hout and Kindt (2003). It was expected that repeated checking would induce NJRE’s and that this would not be the case in the control condition.
The participants were 48 students, equally divided over two conditions. Both groups were given the same pre-test and post-test of a virtual gas stove, which they had to turn on/off and check repeatedly. Between the pre-test and post-test, one group had to check the gas stove again (relevant checking; the experimental group), while the other group checked virtual light bulbs (irrelevant checking; the control group). After the pre-test and after the post-test the participants were asked to fill out a questionnaire about vividness, detail and confidence of their last memory of checking and NJRE’s.
The results showed the expected decrease in vividness and detail. The effect was not found for confidence, which could not be explained by anything but a chance finding, seeing this effect was found in many other studies (McNally & Kohlbeck, 1993; MacDonald, Antony, MacLeod & Richter, 1997; Tolin et al., 2001; Zitterl et al., 2001;
Van den Hout & Kindt, 2004; Coles, Radomsky & Horng, 2006; Radomsky, Gilchrist & Dussault, 2006, Radomsky & Alcolado, 2010). When it comes to the NJRE, an effect in the expected direction was found, although it was not significant. Replication of this study is needed. If it would then be found that NJRE’s increase, this would mean that repeated checking does not only have a paradoxal effect on meta-memory, but also on NJRE’s.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M.
Subjects/Keywords: Obsessive compulsive disorder; Not Just Right Experience; repeated checking; memory confidence; vividness; detail
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Kranenburg, J. J. R. (2016). Van incompleet gevoel naar incompleet geheugen
Obsessieve-compulsieve stoornis: invloed van checkgedrag op het geheugen bij Not Just Right Experiences. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/337703
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Kranenburg, J J R. “Van incompleet gevoel naar incompleet geheugen
Obsessieve-compulsieve stoornis: invloed van checkgedrag op het geheugen bij Not Just Right Experiences.” 2016. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/337703.
MLA Handbook (7th Edition):
Kranenburg, J J R. “Van incompleet gevoel naar incompleet geheugen
Obsessieve-compulsieve stoornis: invloed van checkgedrag op het geheugen bij Not Just Right Experiences.” 2016. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Kranenburg JJR. Van incompleet gevoel naar incompleet geheugen
Obsessieve-compulsieve stoornis: invloed van checkgedrag op het geheugen bij Not Just Right Experiences. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2016. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/337703.
Council of Science Editors:
Kranenburg JJR. Van incompleet gevoel naar incompleet geheugen
Obsessieve-compulsieve stoornis: invloed van checkgedrag op het geheugen bij Not Just Right Experiences. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2016. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/337703

Universiteit Utrecht
9.
Depmann, R.
Een initiële stijging in de geheugenzekerheid bij OCS, als bekrachtiger van het checkgedrag: een replicatie onderzoek.
Degree: 2015, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316596
► Er is meerdere malen aangetoond dat checkgedrag een paradoxaal effect heeft. OCS patiënten wenden het checken aan om een milde onzekerheid tegen te gaan. Perseveratie…
(more)
▼ Er is meerdere malen aangetoond dat checkgedrag een paradoxaal effect heeft. OCS patiënten wenden het checken aan om een milde onzekerheid tegen te gaan. Perseveratie brengt echter een afname in geheugenzekerheid teweeg. Zo wordt een milde initiële onzekerheid een intense onzekerheid, welke weer tegen wordt gegaan met checkgedrag. Vanuit leertheoretisch oogpunt is het niet logisch dat men het checken voortzet, het gedrag wordt immers niet bekrachtigd. In een voorgaand onderzoek
van Pauwels (2013) wordt, voor de afname in geheugenzekerheid, een initiële stijging gevonden. Dit binnen de OC+ groep. Deze initiële stijging kan werken als bekrachtiger voor het checkgedrag. Het huidige onderzoek tracht Pauwels (2013) zijn resultaten te repliceren. Vanuit een steekproef
van 367 studenten werden 58 hoog- (OC+, N=31) en laagscoorders (OC-, N=27) geselecteerd, dit aan de hand
van de OCI-R. Beide groepen voerden een checktaak uit op een virtueel gasfornuis. De geheugenzekerheid werd door middel
van een vragenlijst gemeten na de eerste (pre-test), tweede, derde en dertiende check. De resultaten lieten een initiële stijging in geheugenzekerheid zien. In tegenstelling tot het onderzoek
van Pauwels (2013) was dit echter niet enkel het geval bij de OC+ groep, ook de OC- groep steeg initieel in geheugenzekerheid. Hoewel er geen daling wordt gevonden tussen de pre-test en de laatste meting laten de groepen een parallelle daling zien tussen de derde en de dertiende check. Verder onderzoek wordt aangeraden om te kijken of de stijging
van de OC- groep een variatie binnen dit onderzoek is of dat het gaat om een algemeen principe. Tot slot wordt er getheoretiseerd dat een initiële stijging nog steeds als bekrachtiger voor het checkgedrag kan werken wanneer de stijging bij beide groepen voorkomt.
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: OCS; checken; initiële stijging; perseveratie.
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Depmann, R. (2015). Een initiële stijging in de geheugenzekerheid bij OCS, als bekrachtiger van het checkgedrag: een replicatie onderzoek. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316596
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Depmann, R. “Een initiële stijging in de geheugenzekerheid bij OCS, als bekrachtiger van het checkgedrag: een replicatie onderzoek.” 2015. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316596.
MLA Handbook (7th Edition):
Depmann, R. “Een initiële stijging in de geheugenzekerheid bij OCS, als bekrachtiger van het checkgedrag: een replicatie onderzoek.” 2015. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Depmann R. Een initiële stijging in de geheugenzekerheid bij OCS, als bekrachtiger van het checkgedrag: een replicatie onderzoek. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2015. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316596.
Council of Science Editors:
Depmann R. Een initiële stijging in de geheugenzekerheid bij OCS, als bekrachtiger van het checkgedrag: een replicatie onderzoek. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2015. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/316596

Universiteit Utrecht
10.
Duijzer, G.
De invloed van DSM terminologie op het verband tussen symptoom en stoornis.
Degree: 2016, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/335493
► Ondanks dat de auteurs van de DSM vermelden dat de diagnoses niet verklarend maar beschrijvend bedoeld zijn, impliceert de DSM terminologie volgens Scadding dat de…
(more)
▼ Ondanks dat de auteurs
van de DSM vermelden dat de diagnoses niet verklarend maar beschrijvend bedoeld zijn, impliceert de DSM terminologie volgens Scadding dat de symptomen verklaard worden door de aanwezigheid
van een onderliggende stoornis. Aangezien er geen bewijs is voor een wezenlijke onderliggende stoornis, blijkt er sprake te zijn
van een cirkelredenering. Een cirkelredenering is een manier
van redeneren waarbij al als juist wordt aangenomen wat nog bewezen moet worden. Mogelijk werkt de DSM terminologie deze cirkelredenering in de hand. Middels een experimentele opzet is getoetst of de DSM termen symptoom en stoornis bijdragen aan de cirkelredenering dat de stoornis de oorzaak is
van de symptomen. Participanten kregen zinnen aangeboden met neutrale en klinische onderwerpen en bleken een cirkelredenering te herkennen bij de neutrale onderwerpen. Door klinische zinnen te variëren met DSM en niet-DSM terminologie, kon worden onderzocht of er een hoofdeffect aanwezig was voor de DSM term symptoom, of er een hoofdeffect was voor de DSM term stoornis en of er een interactie-effect was
van beide DSM termen symptoom en stoornis. De zinnen zijn ondergebracht in de Cirkelredeneringlijst die is afgenomen in de studentenpopulatie (n = 30). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de herkenning
van een cirkelredenering niet anders was voor DSM terminologie dan voor niet-DSM terminologie. Participanten maakten geen verschil in de beoordeling op de DSM termen symptoom en stoornis en de niet-DSM termen verschijnsel en probleem. Hieruit blijkt dat de bevindingen
van dit onderzoek geen steun geven voor de verwachting dat DSM terminologie aanleiding geeft tot een cirkelredenering. In de kritische beschouwing worden mogelijke verklaringen hiervoor gegeven, zoals de afwezigheid
van het effect en methodologische tekortkomingen
van dit onderzoek
Advisors/Committee Members: van den Hout, M..
Subjects/Keywords: DSM; DSM-III; DSM-V; APA; terminologie; symptoom; stoornis; oorzaak; cirkelredenering; bewijs; diagnoses
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Duijzer, G. (2016). De invloed van DSM terminologie op het verband tussen symptoom en stoornis. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/335493
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Duijzer, G. “De invloed van DSM terminologie op het verband tussen symptoom en stoornis.” 2016. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/335493.
MLA Handbook (7th Edition):
Duijzer, G. “De invloed van DSM terminologie op het verband tussen symptoom en stoornis.” 2016. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Duijzer G. De invloed van DSM terminologie op het verband tussen symptoom en stoornis. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2016. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/335493.
Council of Science Editors:
Duijzer G. De invloed van DSM terminologie op het verband tussen symptoom en stoornis. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2016. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/335493
11.
Nguyen Phuc, T.A.
Het effect van exposurebehandeling op het angstacquisitieproces bij angstpatiënten.
Degree: 2016, Universiteit Utrecht
URL: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/327898
► In huidig onderzoek is er gekeken naar het angstacquisitieproces bij angstpatiënten voorafgaand en na afloop van exposurebehandeling. Eveneens zijn de verschillen en overeenkomsten hierin met…
(more)
▼ In huidig onderzoek is er gekeken naar het angstacquisitieproces bij angstpatiënten
voorafgaand en na afloop
van exposurebehandeling. Eveneens zijn de verschillen en
overeenkomsten hierin met gezonde controles onderzocht. Het is
van belang meer te weten te
komen over de manier waarop angst verworven wordt door angstpatiënten om
exposurebehandelingen
van angststoornissen te verbeteren en uitkomsten te maximaliseren.
Er participeerden 70 angstpatiënten en 65 gezonde controles in een conditioneringsprocedure
bestaande uit vijf fasen: de habituatiefase, de ongeïnstrueerde acquisitiefase, de geïnstrueerde
acquisitiefase, de ongeïnstrueerde extinctiefase en de geïnstrueerde extinctiefase.
Van de
angstpatiëntengroep deden 13 participanten mee aan het vervolgonderzoek. Tijdens de
conditioneringsprocedure werden twee afbeeldingen
van gezichten aangeboden als CS+ en
CS-, waarbij CS+ tijdens de acquisitiefasen werd bekrachtigd met een elektrische puls als US.
Na afloop
van de tweede fase werd de CS-US associatie verbaal toegelicht en na afloop
van
de vierde fase werd de instructie gegeven dat elektrische pulsen achterwege bleven. Er
werden visueel analoge schalen gebruikt om de mate
van subjectieve angst en de verwachting
van de schok te meten. De objectieve mate
van angst werd gemeten middels de startle
respons, die werd opgewekt door middel
van korte geluiden via een koptelefoon. Uit de
resultaten bleek dat angstpatiënten tijdens acquisitie hogere angstresponsen vertoonden op
zowel CS+ als CS- dan gezonde controles. Hiernaast lieten subjectieve metingen, bij het
vergelijken
van de angstpatiëntengroep met de controlegroep, een gelijk niveau
van
discriminatieleren zien, terwijl uit de metingen
van de startle respons bleek dat er bij
angstpatiënten sprake was
van een verhoogd niveau
van discriminatieleren. Tot slot werden er
geen verschillen opgemerkt in het acquisitieproces
van angstpatiënten voorafgaand en aan het
einde
van exposurebehandeling. Een suggestie voor vervolgonderzoek betreft het
onderscheiden
van verschillende angststoornissen bij het onderzoeken
van veranderingen in
het aan- en afleren
van angst bij angstpatiënten, aangezien er bewijs is voor stoornisspecifieke
conditioneringsprocessen.
Advisors/Committee Members: Duits, P., van den Hout, M..
Subjects/Keywords: Angstacquisitie; discriminatieparadigma; exposurebehandeling
Record Details
Similar Records
Cite
Share »
Record Details
Similar Records
Cite
« Share





❌
APA ·
Chicago ·
MLA ·
Vancouver ·
CSE |
Export
to Zotero / EndNote / Reference
Manager
APA (6th Edition):
Nguyen Phuc, T. A. (2016). Het effect van exposurebehandeling op het angstacquisitieproces bij angstpatiënten. (Masters Thesis). Universiteit Utrecht. Retrieved from http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/327898
Chicago Manual of Style (16th Edition):
Nguyen Phuc, T A. “Het effect van exposurebehandeling op het angstacquisitieproces bij angstpatiënten.” 2016. Masters Thesis, Universiteit Utrecht. Accessed April 20, 2021.
http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/327898.
MLA Handbook (7th Edition):
Nguyen Phuc, T A. “Het effect van exposurebehandeling op het angstacquisitieproces bij angstpatiënten.” 2016. Web. 20 Apr 2021.
Vancouver:
Nguyen Phuc TA. Het effect van exposurebehandeling op het angstacquisitieproces bij angstpatiënten. [Internet] [Masters thesis]. Universiteit Utrecht; 2016. [cited 2021 Apr 20].
Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/327898.
Council of Science Editors:
Nguyen Phuc TA. Het effect van exposurebehandeling op het angstacquisitieproces bij angstpatiënten. [Masters Thesis]. Universiteit Utrecht; 2016. Available from: http://dspace.library.uu.nl:8080/handle/1874/327898
.